Beste zusters en broeders,
Als student werkte ik in een rusthuis van de zusters-ursulinen. Wanneer één van de bewoners op sterven lag, droegen de zusters een klein flesje champagne aan. Een soort wattenstaaf werd in de drank gedoopt, en daarmee werden de lippen bevochtigd van de stervende, die meestal zelf niet meer kon slikken. Zo werd het wrange, droge gevoel even verdreven door iets fris, prikkelend en smaakvol. Een mooi gebaar van tedere medemenselijkheid, net voor de drempel van dit leven voorgoed wordt overschreden. In het Evangelie van vandaag – even schrikken – wordt net zo’n gebaar geweigerd. Abraham weigert Lazarus naar de rijke in de hel te sturen, zodat deze zijn vingertop in water zou kunnen dopen om er de mond van de gekwelde mee te verfrissen.
Waarom is het oordeel over de rijke zo hard? Toegegeven, hij liep graag rond in mooie en dure kledij, en vierde veel feest. Maar dat op zich is toch niet zondig? Wat is dan juist het probleem? Zijn rijkdom heeft de rijke totaal teruggeplooid op zichzelf, heeft hem afgesloten van de buitenwereld, van al wat niet met zijn eigen praal en genot van doen heeft. In de eerste plaats heeft zijn rijkdom hem afgesloten van de arme Lazarus: deze ligt te creperen in de goot, slechts in het gezelschap van wat straathonden, en lijkt niet eens een behoorlijke begrafenis te krijgen wanneer hij sterft. De rijke is zodanig met zichzelf bezig dat zijn blik vertroebeld is voor dit lijden. Hij heeft zo’n grote blinde vlek, dat hij helemaal de middelen vergeten lijkt die hem hadden kunnen helpen de wereld weer scherp te zien, namelijk de Wet en de Profeten. De Wet en de Profeten hadden als een bril voor hem kunnen zijn. Ze hadden hem kunnen helpen weer in contact te komen met de lijdende werkelijkheid om hem heen. Pas wanneer de vlammen aan zijn tenen kriebelen, lijkt hij dit te beseffen. Hij smeekt Abraham om Lazarus met een waarschuwing naar zijn broers te zenden, die blijkbaar evenzeer met zichzelf bezig zijn als hij dat is geweest. Abraham weigert: ook zij hebben toch de Wet en de Profeten. Het komt er met andere woorden voor hen op aan maar even die bril op te zetten, zodat hun eigen vertroebeling weer helder wordt gesteld. De rijke dringt echter aan: als Lazarus, opnieuw tot leven gewekt, de waarschuwing zou overbrengen, dan zal dit toch veel meer indruk maken dan wat oude, stoffige boeken! Maar Abrahams antwoord is definitief: “Als ze naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen ze zich ook niet laten overreden als er iemand uit de doden opstaat”.