Het religieuze leven is geen vlucht uit de wereld noch een weigering om er deel van te zijn. Het vraagt een lange voorbereiding, een spirituele en psychologische vorming, want het gaat om een leven van toewijding aan God naar het voorbeeld van Jezus, geënt op het evangelie, het gebed en het leven in gemeenschap. Zo’n leven kan een bron van vreugde zijn ondanks het feit dat men verzaakt aan voor de hand liggende voldoeningen. Het is een leven van intense vreugde omdat ons Groot Nieuws werd toegezegd.
Het gaat om een leven dat meer getekend is door wat men is dan door wat men doet. Hoe kan je dat begrijpen? Omdat een kloosterling een mens is zoals anderen, getekend door de vragen en eigenheden van zijn samenleving (de secularisatie, de greep van de Moderniteit, de ethische keuzes die men moet maken, enz.) maar in confrontatie met de waarden van het evangelie en het voorbeeld van Jezus.
Dit leven vereist een goed affectief en psychologisch evenwicht, een goed inzicht in zijn eigen bekwaamheden en grenzen, het vermogen om evenwichtige relaties te leggen, om grootmoedig te zijn en vol durf. Het is mens zijn als onderweg in geloof steunend op persoonlijk en gemeenschappelijk gebed, met het verlangen om steeds verder te zoeken wie God is en wat religieus zijn betekent.